Het doel
Op het moment dat het team eindelijk een beetje grond onder de voeten krijgt, valt target number one weg.Op 27 juni 1991 wordt Klaas Bruinsma op het parkeerterrein van barretje Hilton te Amsterdam doodgeschoten.
Het IRT kan na een moeizame start weer opnieuw beginnen want hoewel ook andere criminele organisaties zich in hun belangstelling mogen verheugen was Bruinsma hun top prioriteit.
Het IRT begint zich na de moord op Bruinsma breder te oriënteren, wat leidt tot enkele successen zoals een XTC onderzoek waarbij geprepareerde vrachtwagens voor xtc transport worden onderschept o.a. in Engeland. Tevens ontstaat de eerste grote beroering als het zogenaamde Kolibrie-team o.l.v. FIOD chef Teeven en het IRT elkaar in de wielen rijden bij een groot hasj onderzoek.
Beide teams blijken in hetzelfde vijvertje te hebben zitten vissen en beschuldigen elkaar ervan om met de eer te willen gaan strijken.
Uit meerdere bronnen bereikt het IRT informatie dat de organisatie van Bruinsma, na de moord op hun baas, zo langzamerhand de draad weer heeft opgepakt.De leiding van de organisatie zou in handen zijn van een driemanschap, een crimineel Etienne U. voormalig lijfwacht en tweede man achter Bruinsma, een advocaat Johannes E. en zakenman Charles G.
Dit driemanschap zal model staan voor de zogenaamde delta methode.

De Delta methode
Teneinde de delta organisatie bloot te leggen worden pro actieve en nieuwe recherche technieken ontwikkelt. Om door te kunnen dringen tot de top van de criminele organisatie zou het wenselijk zijn om in de organisatie te infiltreren teneinde bewijs te verzamelen.
In de eerste maanden van het onderzoek tegen Klaas Bruinsma is al gebleken dat met de gebruikelijke recherche tactieken weinig bereikt lijkt te worden en dus is men op zoek naar nieuwe mogelijkheden.
Na langdurig overleg tussen politie en justitie wordt duidelijk dat de inzet van burgerinformanten/infiltranten onoverkomelijk is wil men het doel bereiken.
De Regionale Criminele Inlichtingen Dienst Kennemerland (RCID KL) beschikt over een aantal informanten die dicht tegen de delta groep aanschurken waarna besloten wordt om van deze mogelijkheid gebruik te maken.De informant, die daar het meest voor in aanmerking komt, moet trachten het vertrouwen van de top van de organisatie te winnen zodat hij spil wordt in de drugstransporten en dan rechtstreeks zaken kan doen met de driekoppige leiding waarna het net zich om hen heen zal sluiten.
Het lukt de informant om zich in de organisatie in te weken en op verzoek van de organisatie de nodige drugstransporten te regelen.
Om de geloofwaardigheid van de informant te waarborgen is het van groot belang dat de opgezette drugstransporten niet onderschept worden (althans niet in het voortraject).
Hiervoor worden door Klaas Langendoen en zijn collega Joost van Vondel beiden werkzaam bij de RCID KL en runners van de groei-informant de voorwaarden geschapen. Er worden afspraken gemaakt met de FIOD en andere overheidsinstellingen waardoor de transporten ongemoeid blijven en voor de legale container inhoud wordt een afzetmarkt gecreëerd. Deze werkwijze wordt door o.a. de CID officieren van justitie van Veen en Kuitert gefiatteerd.
Om zicht te houden op de transporten worden de ladingen drugs vanaf een afgesproken locatie door RCID rechercheurs van de infiltrant overgenomen en in een geheime loods in het Amsterdams westelijk havengebied onderzocht en weer op de eerdere locatie teruggebracht waar de lading door medewerkers van de delta organisatie, niet wetende wat de partij voor tussenstation heeft afgelegd, verder getransporteerd wordt ondertussen gadegeslagen door het observatieteam van het IRT.
De aanpak lijkt te gaan werken want medio 1993 krijgt de infiltrant vanuit de organisatie het verzoek om het transport van 5000 kg drugs voor te bereiden. In tegenstelling tot alle eerdere transporten gaat het hierbij niet om hasj maar om cocaïne. De grote klapper lijkt dan toch te gaan plaatsvinden maar zover zal het nooit komen.

Plaats een reactie