IRT affaire 1

De parlementaire enquête

 

Het idee dat met de conclusie van de commissie Wierenga de zaak afgedaan was, bleek een grote vergissing.

“Amsterdam” wilde genoegdoening en daarbij moest het commissierapport van tafel.

De pers bleef de lezers bestoken met steeds nieuwe verhalen over het IRT en om de haverklap werden ministers in de kamer tot verantwoording geroepen.

Uiteindelijk werd door Den Haag besloten een parlementaire enquête (commissie van Traa) te starten waarbij het doel was om de opsporing van de zware en georganiseerde criminaliteit in Nederland onder de loep te nemen.

In de schaduw hiervan werd tevens besloten om de rijksrecherche onderzoek naar het functioneren van de RCID Kennemerland (RCID KL).

In de pers waren de afgelopen jaren zoveel verhalen over deze eenheid geplaatst waarbij ook de grote betrokkenheid bleek bij de gewraakte opsporingsmethode van het IRT dat een dergelijk onderzoek niet kon uitblijven.

 

De vuile oorlog

 

 

Voor, tijdens en na de enquête van Traa bleven betrokkenen elkaar via de pers aanvallen. De Utrechtse korpschef Wiarda sprak over corruptie binnen de Amsterdamse korpsleiding. Op hun beurt bracht “Amsterdam” de Amsterdamse kranten de Telegraaf en het Parool in stelling om het IRT en vooral de RCID KL in diskrediet te brengen. Hierbij werd niet geschuwd om strikt vertrouwelijke informatie openbaar te maken met alle gevolgen van dien.

Vooral de met namen genoemde CID’ers Langendoen en van Vondel bevonden zich in een moeilijke positie gezien hun CID status waarin informatie naar buiten brengen niet alleen dodelijk kan zijn voor hun informanten maar ook voor hun eigen veiligheid.

Beiden moeten enkele malen onderduiken omdat uit informatie uit het criminele milieu blijkt dat direct gevaar dreigt.

De vuile oorlog beperkt zich niet alleen tot over elkaar heen rollebollende politie diensten maar ook justitie laat zich niet onbetuigd.

Een voorbeeld hiervan was het zogenaamde apen artikel.

Langendoen besloot, teneinde te achterhalen waar bij justitie een lek zat, vertrouwelijke informatie te delen met de OvJ Monte van Capelle. Het bericht bestond uit drie delen, waarvan twee delen correct waren en een deel verzonnen.

Vierentwintig uur na het gesprek stond de vertrouwelijke informatie in het Parool.

Toen een woedende Langendoen met de krant Monte van Capelle opzocht ontkende deze subiet maar moest wel bekennen dat hij de informatie gedeeld had met hoofdofficier van justitie Vrakking, die later op zijn beurt toegaf de informatie naar het Parool gelekt te hebben.

 

De conclusies van de parlementaire enquête

 

 

Na vele weken van openbare verhoren kwam de commissie van Traa uiteindelijk met haar eindrapport.

Hierin werd weinig heel gelaten van de door het IRT gehanteerde opsporingsmethodes waarbij vooral het doorlaten van partijen drugs om meer zicht te krijgen op de georganiseerde criminele groeperingen als ontoelaatbaar werd bestempeld.

De aanbevelingen van de commissie leidde tot nieuwe wetgeving waarbij de meest gewraakte methodes werden verboden.

Het parallel met de enquête gevoerde onderzoek van de Rijksrecherche naar de RCID KL leverde veel mitsen en maren op maar kon geen bewijs vinden voor corruptie binnen deze dienst.

De commissie van Traa deed echter wel aangifte tegen Langendoen en Van Vondel vanwege het plegen van meineed naar aanleiding van hun verklaringen betreffende betalingen aan een van hun informanten om te zwijgen over de gehanteerde opsporingswijze.

 

Pagina's: 1 2 3 4 5 6

Plaats een reactie

Een WordPress.com website.

Omhoog ↑