Een kleine inventarisatie van de vragen die zijn blijven liggen. De eerste keer dat het parlement zich over de Zaak Bosio buigt, is bij de bespreking van het verslag van de Commissie voor de Verzoekschriften. Bosio is ontevreden over de manier waarop zijn kredietaanvragen behandeld zijn door het Ministerie van Economische Zaken. En hij denkt dat er niets gebeurd is met zijn aangifte over de container. Bosio kreeg begin jaren tachtig subsidie van Economische Zaken om een exportbedrijf te beginnen in airconditioningapparatuur voor auto’s. Hij ontving 650.000 gulden onder voorwaarde dat hij toezicht van de overheid accepteerde. Ex-werknemers verdenken de, inmiddels overleden, regeringscommissaris Gerard Belderbos van praktijken die het daglicht niet verdragen. Het is deze Belderbos die de Antilliaan Herbert Jan Parisius bij het airco-bedrijf introduceerde. Parisius maakte als vertegenwoordiger voor Bosio enkele reizen naar Afrikaanse landen, waaronder Ghana, om daar de markt te verkennen. Omdat het bedrijf niets produceerde werd Bosio in 1983 ontslagen, maar het verlenen van krediet ging door. In totaal verdween er twee miljoen gulden in een bodemloze put. Na tweeëneenhalf jaar onderzoek onder leiding van Hans Dijkstal presenteert de Verzoekschriftencommissie eind 1991 haar bevindingen. Die zijn teleurstellend. De administratie van het ministerie van Economische Zaken vertoont “dusdanige leemten, dat nu niet meer onomstotelijk vaststaat op welke gronden een kredietgarantie is verleend”. Met de aangifte van Bosio is volgens de Commissie wél iets gebeurt. De informatie is doorgegeven aan de Centrale Recherche Informatiedienst, en “de aan de CRI verstrekte inlichtingen hebben geleid tot inbeslagneming van een partij verdovende middelen door Belgische politie-ambtenaren, maar niet tot een vervolging door de Belgische justitiële autoriteiten”. Dit klopt niet. Peter Lankhorst van Groen Links ontdekt via vragen in het Belgische Parlement dat de container al inbeslaggenomen is op het moment dat Bosio aangifte deed. Dat gebeurde een week eerder om precies te zijn. De Verzoekschriftencommissie concludeert dat Hirsch Ballin de Kamer “niet naar behoren heeft ingelicht”. De minister van Justitie is hierover zo kwaad, dat hij intern met aftreden dreigt. In het debat op 30 oktober 1991 geeft hij tekst en uitleg. Hirsch Ballin beweert dat ook hij pas na de vragen in het Belgische parlement te horen had gekregen dat de tip over de container van de DEA-informant afkomstig was. Overigens houdt de minister vol dat er geen enkel verband is tussen Bosio en de inbeslaggenomen container. De Kamer accepteert deze uitleg, maar besluit dat de affaire Bosio nu echt tot op de bodem moet worden uitgezocht. Een parlementaire onderzoekscommissie gaat samen met de Rijksrecherche een fact-finding onderzoek doen “naar de betrokkenheid van de Nederlandse overheid met het bedrijf van Bosio in het algemeen en de relatie Bosio – Container met marihuana – Overheid in het bijzonder”. Dit onderzoek vindt plaats onder verantwoordelijkheid van procureur-generaal, mw. W. Sorgdrager, fungerend als directeur politie. Een half jaar later is het rapport klaar. De conclusie luidt wederom: er zijn geen aanwijzingen voor een relatie tussen de drugs in Antwerpen en het bedrijf van Bosio. Het enige verband is dat een voormalige zakenrelatie hem heeft gevraagd zijn BV te gebruiken. Uit het Commissierappport blijkt dat de tip over de container afkomstig was van de DEA-informant en dat de liaison-officier van de DEA hierover nog enkele keren aanvullende informatie heeft doorgegeven. De Rijksrecherche stelt desalniettemin dat “niet gebleken is dat de DEA sturing heeft gegeven aan de wijze waarop deze zaak werd behandeld.” De bescherming van de identiteit van deze informant was van doorslaggevend belang voor de afwikkeling van de container-affaire. Hoewel de rol van de informant daardoor niet tot in detail kon worden onderzocht, eindigt het Rapport met een aantal aanbevelingen buiten de directe taakopdracht. De Commissie wil meer informatie over de verhouding tussen de DEA en Nederlandse diensten, en de controle hierop. Verder is de Commissie geïnteresseerd in de positie van informanten en hun mogelijke betrokkenheid bij criminele activiteiten.
Was de commissie toch meer tegengekomen, dan in het eindverslag terug te vinden is? Ja. Dat blijkt uit de processen-verbaal van de Rijksrecherche. Alle stukken van een parlementaire onderzoekscommissie zijn openbaar. Dat wil zeggen, de dikke ordners liggen ter inzage bij het Ministerie van Justitie, op afspraak. Wie de moeite neemt deze informatie door te spitten, doet een aantal verrassende ontdekkingen. Uit de chronologie van de gebeurtenissen is moeiteloos af te leiden dat de voormalige zakenrelatie van Bosio en de DEA- informant één en dezelfde persoon zijn. Herbert Jan Parisius heeft niet alleen de container georganiseerd, maar blijkt tevens op de hoogte van de stappen die de politie onderneemt. De CID-Schiphol doet alle mogelijke moeite om te voorkomen dat de identiteit van hun informant bekend wordt.
IRT-affaire / Bosio – Deel 1

Plaats een reactie